De dag dat men een soldaat van mij wilde maken
Ergens eind 60-er jaren werd ik opgeroepen ter keuring voor militaire dienst. Ik had het bericht al een tijdje verwacht en ik wist dat dit een onvermijdelijke hobbel zou zijn die genomen moest worden, want het was in die tijd niet gemakkelijk om de dienstplicht te ontlopen. Ik was de oudste van het gezin dus broederdienst zat er niet in en gezond was ik ook, mijn rug was recht en ik had een behoorlijke opleiding. Maar een ding stond voor mij vast: ik wilde geen soldaat worden. Ook niet voor "even", niks er van, weg met die onzin en als iemand het in zijn hoofd haalde om mij te commanderen dan was ie nog niet klaar met mij. Ja, ik geef het toe, ik was rond mijn 20-e een onhandelbaar geval die alleen maar muziek wilde maken, ouwehoeren en met meiden sodemieteren. Het zij zo. Toen ik informatie zocht over dienstweigeren kwam ik terecht tussen de halfzachte theorieën en de geitenwollen sokken. Maar voor mij was het doodsimpel: ik wilde geen uniform aan en gecommandeerd worden, ik wilde muziek maken en lol hebben. Af uit.

De beste oplossing leek me om de hele dag volkomen eerlijk te zijn tegen iedereen en met dit simpel plan in mijn hoofd stond ik op tijd op het station in Eindhoven waar een bus ons oppikte om naar de keuring in Breda te rijden. Ik merkte al in de bus dat alle jongens zich netjes hadden gekleed, boerenjongelui op z'n zondags. Ik was de enige met (te) lang haar, een leren jack, een spijkerbroek en ik liep met blote voeten in sandalen. Ik viel in slaap en werd pas in Breda wakker toen we bij de kazerne aankwamen. Iedereen werd gewogen en gemeten. De saaierik die dat moest doen had een snedige opmerking over mijn uiterlijk maar ik merkte op dat ik het heel normaal vond dat hij jaloers op me was als je zo'n baan had en zoveel pukkels in je gezicht. Zie zo, mijn eerste vijand had ik binnen.

Het werd vooral een dag van wachten. Het was gloeiend heet. Ik ging languit op de koele tegels in de gang liggen. Ik dacht dat niemand last van me had, maar er verscheen een woedend hoofd boven me dat me beval op te staan. Ik vroeg: ben ik al aan de beurt? Nee, maar "wij doen dat hier niet, op de grond liggen" en als ik niet snel overeind zou komen zou hij de militaire politie halen. Ik zei dat ik er voorstander van was dat een mens moest doen wat hij in zijn hoofd had en dat hij zeker de militaire politie moest oproepen als dit zijn diepe overtuiging was en bleef rustig liggen. Ook deze man had ik tegen gekregen door alleen maar eerlijk te zijn.

Toen ik aan de beurt was kwam ik in een kamer waar een man zat die mij vriendelijk aankeek. "Wat is je voorkeur, Bertus, landmacht, luchtmacht of marine?" "Geen van alle," zei ik en vertelde hem waar ik mee bezig was, over mijn muziek en over mijn ontwikkeling op de saxofoon. "Aha," zei hij, "dan moet je bij de marinierskapel, dat is geweldig voor jou." Deze vriendelijke man probeerde ik uit te leggen dat ik de muziek van de marinierskapel haatte zonder hem te beledigen, dat ik bezig was met totaal andere muziek maar ik merkte dat een term als "underground" bij hem alleen maar het beeld opriep van een gangenstelsel vol terroristen of zoiets. Toen stelde hij voor dat ik dienst moest weigeren op godsdienstige of levensbeschouwelijke redenen. Daar had ik dus over gelezen maar ik vond dat ik eerlijk moest blijven en in die tijd betekende zo'n soort dienstweigering dat je vervangende dienstplicht moest doen; slootjes graven, ouden van dagen rondduwen enz. Ik weigerde netjes en zei: "ik wil doorgaan met waar ik mee bezig ben. Ik voel dat ik elke dag moet oefenen en veel moet spelen." Toen gooide de man het over een andere boeg en kwam met de volgende voorstelling. "Stel nou dat de Russen binnenvallen (de Russen, dat was het grote gevaar toen) en er komt bij jullie een Rus binnen en die schiet je moeder dood. In de hoek staat een geweer, wat doe je?" "Ik grijp dat geweer en ik schiet die Rus dood," zei ik. "Zie je wel," riep hij triomfantelijk "je bent een uitstekend soldaat!" "Ho, ho," riep ik, "dat heeft niks met die Rus te maken. Als jij mijn moeder doodschiet, schiet ik jou ook kapot!" Ik herinnerde dat ik deze gedachtegang ergens had gelezen, ik dacht in 'Ik, Jan Cremer' en ineens kreeg ik zó genoeg van al dat gemanipuleer dat ik tegen de man zei: "je moet het godverdomme zelf weten. Als ik in dienst moet en je geeft me een geweer dan schiet ik de eerste de beste overhoop en als jij dat bent dan heb jij pech gehad!" Dat was het einde van het gesprek en ik mocht weer de gang op om te wachten voor een bloedprik en een schriftelijke test met vragen in de orde van "wat kost een postzegel van 80 cent?"

De dag sukkelde wat op zijn eind toen mijn naam werd omgeroepen. Ik moest meekomen en we reden in een jeep naar een gebouw verderop. Ik werd naar een psychiater gebracht. Een beetje vadsige man met een dikke nek was de eerste psychiater die ik in mijn leven ontmoette. Hij vroeg me waarom ik niet in dienst wilde en ik vertelde hem naar eer en geweten hoe ik er tegenover stond terwijl hij me minachtend aan keek. Toen ik uitgesproken was zei: "ik geloof er niks van. Weet je wat ik denk? Ik denk dat jij een vies vuil homosexueeltje bent. Een vies roodharig homosexueeltje!" Dat had hij nou niet moeten zeggen. Ik voelde dat ik vol schoot met agressie en ik kon het gif nog net gericht krijgen. Gelukkig, want ik kwam in die tijd wel meer in moeilijkheden omdat ik mijn beheersing verloor als ik woest werd. Ik ging recht in m'n stoel zitten, keek hem aan en zei: "tegen jou zeg ik niks meer." Toen begon ik aan iets waarin ik een kampioen was geweest na schooltijd: iemand doodkijken. Het was een eenvoudig spel: je keek elkaar in de ogen en de eerste die wegkeek of moest lachen had verloren. Ik keek de vieze dikke man strak aan terwijl ik mij alleen maar concentreerde op een doodsverwensing: kill! kill! Het duurde even voor hij door had hoe serieus ik was. Langzaam drong het tot hem door dat ik nooit meer, en dan echt nooit meer iets tegen hem zou zeggen en dat hij veel te zwak was om mijn wil te breken. Hij begon lief te doen: "wat deed je vader ook weer voor beroep?" Ik voelde de overwinning maar bleef me concentreren op de totale vernietiging van deze man. Hij werd onzeker en op een bepaald moment kwam hij uit zijn stoel en schreeuwde: "Weg! Ga weg jij! Sodemieter op, weg verdomme!" ik stond kalm op en liep naar de deur. In de hal wachtte een soldaat om me terug te rijden en bij de kazerne stond de bus al klaar om ons terug te brengen naar Eindhoven.

Ik kreeg bericht thuis dat ik was afgekeurd en dat ik bij mijn huisarts terecht kon om de reden op te vragen. Er stond een code op waarvan ik me herinner dat het begon met een S maar het was niet het bekende S 5. Daarom ging ik naar mijn huisarts, uit nieuwsgierigheid. De dokter pakte er de papieren bij die hij van het leger had gekregen, keek verwonderd over zijn bril naar mij en zei: "Dit heb ik nog nooit gezien. En van jou Bertus had ik dit helemaal niet verwacht. Maar ze vinden dat jij gevaarlijk bent voor het moreel van de andere jongens."

ThuisBertusPodiumMuziekZolderWoordWinkelContact   /   biebspinselsde oude doosgeneuzelpoeziealbum

Klets
Euforie hormonen11.07.2013
Apache op een klarinet12.01.2011
November slachtmaand25.05.2010
Freddie11.02.2009
Dizzy12.06.2008
Militaire keuring23.03.2008
A boy named Lou25.05.2007
Muziek in de Lage Landen26.10.2006
Vessem10.09.2005